Lin Woldendorp met vraagtekenhoofden om haar heen
Fotobewerking door Dymphie Huijssen
Identiteit

Ik heb 24 halfbroers en -zussen die niet weten dat ik besta

Toen ik vroeg waarom mijn vader zo vaak donor was geweest, zei hij: “Ik vind mezelf een goed mens met sterk zaad, en omdat er meer goede mensen op deze aarde moeten komen, verspreid ik graag mijn genen.”
Milou Deelen
zoals verteld aan Milou Deelen

Mijn moeders ontmoetten elkaar toen ze 24 waren. Ze werden verliefd en 9 jaar later wilden ze graag kinderen. Op een lang ziekenhuistraject zaten ze niet te wachten, dus plaatsten ze een advertentie in het tijdschrift OPZIJ. Ze schreven dat ze graag kinderen wilden, op zoek waren naar zaad, en of er iemand was die het leuk leek om ze daarbij te helpen. Ze ontvingen tientallen brieven van mannen die dat wel zagen zitten. “Kies mij, want ik ben heel leuk!” schreven veel van hen. Mijn moeders vonden dat nogal opschepperig. Eentje, een boer uit het Noorden van Nederland, kwam nuchter en lief over. Ze maakten een afspraak en hadden een klik, dus kozen ze hem als mijn toekomstige vader.

Advertentie

Hij kwam steeds vanaf het platteland naar mijn moeders toe met potjes zaad. Ze wilden allebei een kind baren, dus via een spuit brachten ze het sperma bij elkaar in. Als het niet lukte, kwam hij weer terug met zijn potjes. Na anderhalf jaar en vijftien pogingen was het raak bij mijn ene moeder. Daar kwam ik uit. Kort daarna later lukte het ook bij mijn andere moeder, met zaad van dezelfde boer – daar kwam mijn broertje uit.

Mijn ouders zijn altijd heel duidelijk geweest over mijn vader. Toen ik peuter was zeiden ze al tegen mij en mijn broertje: “ Eitje plus eitje kan niet, zaadje plus eitje wel.” Ze legden uit dat een man een zaadje aan hen had gegeven. Dus ik wist altijd al dat ik ergens een vader had rondlopen.

Ze hadden met de boer afgesproken dat hij één keer in de paar jaar zou langskomen. De eerste twee keer kan ik me niet zo goed herinneren, maar op mijn vijftiende kwam hij voor de derde keer langs. Hij vertelde toen dat hij twintig keer donor was geweest en zelf een gezin met vier kinderen had.

Hij zei het tussen neus en lippen door, alsof het de normaalste zaak van de wereld was. Ik was in shock; ik dacht altijd dat ik maar één broertje had. Toen ik vroeg waarom hij zo vaak donor was geweest, antwoordde hij: “Ik vind mezelf een goed mens met sterk zaad, en omdat er meer goede mensen op deze aarde moeten komen verspreid ik graag mijn genen. En ik gun andere mensen met een kinderwens ook een kind.”

Advertentie

Hij vertelde ook een keer dat een van zijn donorkinderen ouders had die allebei ziek waren, en of wij contact met dat meisje wilden. Mijn moeders vonden dat ingewikkeld – ze waren bang dat contact met haar mijn broertje en mij in de war zou brengen, omdat we dan ineens een halfzusje zouden ontmoeten. Uiteindelijk heb ik dus ook geen contact gezocht; ik was een puber en bezig met andere dingen.

Toen mijn donorvader vertelde dat hij zo vaak donor is geweest en daarnaast zelf een gezin van vier had, werd ik vooral benieuwd naar zijn eigen kinderen. Het voelt alsof zij dichterbij staan dan de andere twintig. Misschien omdat dat echt zijn gezin is. Maar zij weten niet van ons bestaan. Zijn vrouw wil dat niet, omdat ze niet wil dat onze gezinnen vermengen. Ik begrijp haar wel – als mijn vriend later zijn zaad zou uitdelen, zou ik ook niet al die families willen ontmoeten.

Maar ik vind het ook verdrietig, ik vind het pijnlijk dat zij niet weten dat ik besta. Mijn broertje is er trouwens veel minder mee bezig dan ik. Hij is iets minder nieuwsgierig en gevoelig dan ik, en meer met zijn eigen leven bezig. Mijn moeders zijn er volgens mij een beetje bezorgd over: laatst appte een van hen of ik soms ‘iets mis’. Dat is niet zo, maar omdat ik wéét dat er nog veel meer familie bestaat, ben ik nieuwsgierig. Maar ze appte daarna ook dat ze me altijd zal helpen zoeken naar oplossingen, als dit wel echt een gemis wordt voor mij.

Advertentie
1555604772907-Halfbroerzus_illustratie_DymphieHuijssen

Beeld door Dymphie Huijssen

Ik weet de namen van zijn vier kinderen, en ik weet dat ze net iets ouder zijn dan ik. Vroeger zocht ik ze op Hyves op, het was best raar om ze daar te zien. Een van zijn zonen leek heel erg op mij: zelfde gezicht, ronde wangen en blauwe ogen. Alleen zat hij op een tractor in een weiland, en ben ik een stadsmeisje. Ik had sterk de behoefte om hem toe te voegen als Hyves-vriend, maar dat mocht niet van mijn donorvader. Inmiddels kan ik ze niet meer vinden op Facebook.

Twee keer per jaar belt mijn donorvader mij op: “Hallo, met je vader,” zegt-ie dan. Ik vind dat een beetje verwarrend, ik zie hem puur als een man die zaad heeft gegeven. In mijn hele leven heb ik hem misschien een paar uur gezien. Ik weet daarom niet goed of ik qua karakter op hem lijk, maar we hebben wel een beetje hetzelfde gezicht. Hij is heel aardig, maar als hij langskomst zegt hij: “Je bent jong Lin, ga reizen en leuke dingen doen.” Lief bedoeld, maar ik vind het een beetje gek – hij weet helemaal niet wat ik doe of wie ik ben.

Hij heeft weleens gezegd dat mijn broertje en ik de lievelingetjes van zijn twintig donorkinderen zijn. Ik weet niet of de andere twintig weten van ons bestaan, en ik weet ook niet of mijn donorvader ook bij hen langsgaat. Dat heb ik hem nooit durven vragen. Als hij langskomt, eens in de vijf jaar, verheug ik me er wel altijd op. Ik duim dan dat hij foto’s van zijn kinderen meeneemt, maar dat doet hij nooit. Volgens hem lijk ik op zijn dochter. Het allerleukst lijkt het me als hij een van zijn vier kinderen meeneemt, alleen weet ik dat dat nooit gaat gebeuren. Ik ben nieuwsgierig naar wie zij zijn en wat zij doen – het is toch familie.

Advertentie

Een keer zat ik samen met mijn broertje te scrollen op Instagram en kwamen we iemand tegen die als twee druppels water op ons leek. We waren ervan overtuigd dat het familie van ons was. We konden het niet laten om een berichtje te sturen met de vraag of hij toevallig een spermadonorkind was. Hij antwoordde: “Nee, wtf zeggen jullie?” Ik vond het jammer dat hij zo negatief reageerde, omdat ik had gehoopt op een ‘ja’. Het was meteen de eerste en laatste keer dat ik zoiets heb geprobeerd.

Soms zegt iemand wel eens: “Wow ik ken iemand die heel erg op jou lijkt.” Ik vraag dan altijd of ik een foto mag zien, omdat er dan door mijn hoofd schiet dat het familie zou kunnen zijn. Wat ik ook een gek idee vind, is dat ik misschien wel een keer een van zijn 24 kinderen op Happn ben tegengekomen. De kans is klein, maar het zou kunnen.

Mijn moeders maken zich soms zorgen over mijn nieuwsgierigheid naar de andere donorkinderen. Zij zeggen dat het niet niets is, kennismaken met een nieuwe broer of zus. Ze zijn bang dat het zal tegen vallen, of dat ik me verplicht voel om een band om te bouwen ‘omdat het familie is.’ Het is natuurlijk geen vriend met wie je eventjes koffie gaat drinken – je blijft dan de rest van je leven ‘familie’. Ik heb begrip voor hun zorgen, maar daardoor vertel ik het wel minder snel als ik behoefte heb om over de donorkinderen te praten. Ik wil niet dat mijn moeders zich zorgen maken.

Ik vind het vooral lastig dat ik er niks over te zeggen heb. Als ik een zoektocht start naar zijn donorkinderen, willen zij waarschijnlijk contact met hun vader. En dat kan dus niet, omdat ik niet weet of zij op de hoogte zijn van hem en van al zijn donorkinderen. En bovendien: hij en zijn vrouw zitten niet op een grote familiereünie te wachten.

Misschien zou het kunnen als hij en zijn vrouw dood zijn gegaan; alleen weet ik niet eens zeker of ik het te horen krijg als dat gebeurt. Het is een raar idee dat ik waarschijnlijk niet eens naar de begrafenis van mijn donorvader zou kunnen, omdat zijn andere kinderen daar dan zijn.

Ik denk er weleens over na hoe leuk het zou zijn om met z’n 26’en samen te komen. Ik zie ons dan samen borrelen aan een lange tafel, of ik zie een familiefoto voor me. Dat lijkt mij superleuk. Er bestaan besloten facebookgroepen met donorkinderen, misschien dat ik daar nog een keer ga rondneuzen. Als ik op een dag een berichtje van een van mijn 24 halfbroers- of zussen zou krijgen, zou ik haar of hem sowieso willen ontmoeten.