FYI.

This story is over 5 years old.

reizen

De vrouw die ter aarde stortte

Juliane Köpcke vertelt hoe ze een vliegtuigongeluk en de daaropvolgende elf dagen in de Peruaanse jungle overleefde.

Juliane Köpcke kwam in 1954 als Duits staatsburger ter wereld in Lima, Peru. Haar vader, Hans-Wilhelm, was een wereldberoemde zoöloog, en haar moeder Maria een even gevierde ornitholoog. Als tiener ging Juliane naar een Peruaanse middelbare school. Haar ouders werkten een paar honderd kilometer verderop, in een afgelegen onderzoekscentrum in het hart van de Amazone. Juliane zelf was goed bekend met de broeierige en onherbergzame Amazone en wist veel van het gevoelige ecosysteem van het gebied. Die kennis zou later haar leven redden. Op kerstavond 1971, een paar uur na haar diploma-uitreiking, stapte Juliane samen met haar moeder in een vliegtuig die het Peruaanse regenwoud zou oversteken. Ze waren onderweg naar huis om kerstmis te vieren met haar vader. Het vliegtuig vloog door een intense onweersbui heen en werd binnen luttele seconden verwoest. Na 11 dagen lang dood gewaand te zijn werd Juliane gevonden in de jungle en herenigd met haar vader. Werner Herzog maakte in 2000 de vrij onbekende documentaire Wings of Hope, een gedetailleerd verslag van deze bijzondere ontsnapping aan de dood. Niet genoeg mensen hebben de film gezien of Juliane's verhaal gehoord. Daarom vroegen we haar het allemaal nog een keer te vertellen. Vice: Kunt u de sfeer op het vliegveld beschrijven? Leek er toen al iets mis?
Juliane Köpcke: Nee, alles was doodnormaal. De vlucht had een beetje vertraging, maar vluchten in Peru hebben heel vaak vertraging. Ik herinner me dat het heel druk was in de luchthaven. Iedereen wilde naar huis om kerst met de familie door te brengen. We zagen de machine buiten al staan, een turboprop Electra. Hij zag er heel mooi uit. Natuurlijk kun je als leek niet zien dat er iets mis is, maar het vliegtuig scheen perfect. We gingen aan boord, en het eerste half uur was er niks aan de hand. Ging u expres bij het raam zitten?
Ja, omdat ik het vroeger fantastisch vond om bij het raam te zitten en naar buiten te kijken. Mijn moeder kon het niet zoveel schelen. We zaten achterin, op de een-na-laatste rij. Wanneer kreeg u voor het eerst door dat er iets mis was?
Pas toen we de storm in vlogen. Een half uur na het opstijgen serveerden de stewardessen broodjes, en we zouden twintig minuten later weer landen. Het is in totaal een vlucht van ongeveer een uur, naar een plaats die Pucallpa heet. Hoe begonnen de problemen?
Eerst werden de wolken steeds dikker. Ik hield vroeger heel veel van vliegen, dus ik lette niet echt op het weer. Toen begon mijn moeder zenuwachtig te worden. "Dit bevalt me niks," zei ze. De wolken werden donker en er kwam steeds meer turbulentie. Toen waren we opeens in het midden van een aardedonkere wolk met donder en bliksem.

Advertentie

Waren de andere passagiers even nerveus als uw moeder?
Mijn moeder was niet echt nerveus. Ze was bezorgd, maar dat liet ze nauwelijks blijken. De andere passagiers waren nog kalm. Ze waren niet gelukkig met de weersomstandigheden, maar daar merkte je verder niet echt iets van. Het was heel donker rondom ons en er was veel bliksem. Toen zag ik ineens een licht schitteren op de rechtervleugel, en toen zei mijn moeder: "Nu is het voorbij." De motor was geraakt door de bliksem. Daarna ging alles heel snel. Wat er echt gebeurd is kun je alleen achteraf in je hoofd opnieuw construeren. We kwamen er later pas achter dat deze vliegtuigen niet gebouwd waren voor dit soort zware turbulentie. De vleugels zijn te stijf. De bliksemschicht die het vliegtuig raakte zorgde er waarschijnlijk voor dat het vliegtuig midden in de lucht brak, want er was zeker geen explosie. Toen uw moeder zei dat het over was, wat betekende dat voor u?
Ik had niet echt de tijd om er over na te denken. Ik registreerde het en toen kreeg ik een black-out. Ik herinner me alleen het ontzettende lawaai van de motor en het gegil van de mensen. Vervolgens viel het vliegtuig steil naar beneden en toen was er kalmte—intense rust in vergelijking met het kabaal van daarvoor. Ik hoorde alleen de wind in mijn oren. Ik zat nog steeds vast aan mijn stoel. Mijn moeder en de man die bij het gangpad zat waren allebei uit hun stoelen gelanceerd. Ik maakte een vrije val, dat merkte ik wel. Ik zag het bos onder me, een groene bloemkool, als broccoli, zo beschreef ik het later. Toen verloor ik mijn bewustzijn en die kreeg ik pas veel later, de volgende dag, weer terug. Hoe voelde u zich toen dit gebeurde?
Ik was niet bang, daar was ook geen tijd voor. Ook toen ik viel was ik niet bang. Ik realiseerde me alleen dat de gordel druk op mijn maag uitoefende en dat mijn hoofd ondersteboven was. Maar dat was het wel zo'n beetje—dat duurde ook maar een fractie van een seconde. Of misschien blokkeerde ik de angst. Hoe dan ook, ik herinner me niks meer.

Advertentie

En toen u de volgende dag in de jungle wakker werd?
De volgende ochtend, om precies te zijn. Het ongeluk was rond 13.30 uur, en de volgende ochtend rond een uur of 9 keek ik op mijn horloge. Het had de ramp overleefd en ging later pas stuk. Toen realiseerde ik me dat ik op de grond lag en ik wist direct weer wat er gebeurd was. Ik had een ernstige hersenschudding, dus ik kon niet rechtop zitten. Mijn oog was dik, mijn bril—die ik sinds mijn veertiende al heb omdat ik wat bijziend ben—was weg. Ik lag onder mijn stoel, en ik zat er niet meer in vast. Ik kon een stukje bos zien maar ook een stukje lucht. Ik wist dat ik een vliegramp had overleefd. De hersenschudding en de shock zorgden ervoor dat ik alleen de basale feiten wist. Ik dacht niet echt na over mezelf, ik was meer bezorgd over waar mijn moeder was. Dat is het eerste wat ik me herinner. Ik ben daarvoor waarschijnlijk een paar keer wakker geworden en weer bewusteloos geraakt, door die hevige hersenschudding. Ik moet tijdens zo'n moment van bewustzijn mijn gordel losgemaakt hebben, want terwijl ik viel zat ik zeker weten vast. Dat is hoe Werner Herzog het later ook heeft gereconstrueerd. We weten dat ik vastzat aan de stoel, die gedraaid moet zijn om de klap op te vangen. Anders zou ik het nooit overleefd hebben. Ik weet ook dat ik onder de stoel gekropen ben omdat het regende. Daar droomde ik vroeger vaak over. Ik droomde dan dat ik vies en doorweekt was en alleen even op moest staan om een douche te nemen. Dan had ik in de droom een herinnering van hoe ik onder de stoel kruip om me tegen de regen te beschermen. Als ik dacht van, ik moet gewoon opstaan, werd ik altijd wakker. Kunt u zich herinneren hoe die hersenschudding voelde?
Ik voelde niet echt iets, het was alsof ik in watjes gewikkeld was. Met veel moeite kon ik mezelf op mijn knieën krijgen, en dan werd alles weer zwart voor mijn ogen. Ik kon niet goed zien met één oog en later kwam ik erachter dat het verschil in luchtdruk tijdens het ongeluk ervoor had gezorgd dat de haarvaten in mijn ogen gesprongen waren. Daardoor was mijn oogwit bloedrood. Ik zag er waarschijnlijk uit als een zombie. Maar ik voelde niks. Ik had geen pijn—ook niet in mijn hoofd. Ik was gewoon duizelig en af en toe ging het licht ineens uit. In het begin raakte ik steeds mijn bewustzijn kwijt. Het duurde een halve dag voor ik op kon staan en rond kon lopen.

Advertentie

Juliane Köpcke op 4 januari 1972 in het vliegtuig naar Pucallpa, direct nadat ze in de jungle was gevonden. Foto door Harold Sells Jr., met vriendelijke dank aan Juliane Köpcke.

En u wilde natuurlijk meteen uw moeder zoeken.
Ik heb een hele dag gezocht en toen realiseerde ik me dat er niemand anders was. Ik kroop door het bos en schreeuwde, maar ik hoorde niks. 's Middags vond ik een klein stroompje, en toen herinnerde ik me dat mijn vader ooit gezegd had dat als je verdwaald bent in de jungle en je vindt water, dat je dat water moet volgen.

Waarom?
Een klein stroompje wordt een grotere stroom, en die gaat over in een nog grotere en een nog grotere, en uiteindelijk kom je dan mensen tegen. Toen ik dat water vond had ik ineens een doel en wist ik wat ik moest doen om dat doel te bereiken. Natuurlijk was het makkelijk voor me om weg te gaan, omdat er daar geen andere overlevenden waren. Als ik een gewonde was tegengekomen was ik waarschijnlijk daar gebleven, en dan zouden we allebei omgekomen zijn. Bent u onderweg slachtoffers tegengekomen?
Ja, één keertje. Dat was de vierde dag na de crash. Ik vond een rijtje stoelen, die in de grond geramd was. De kracht waarmee het ter aarde was gestort moet zo groot geweest zijn dat het ding zichzelf een meter in de grond gedrild had. De drie mensen die in deze stoelen vastzaten moeten op slag dood geweest zijn. Dat was heel naar. Dat was de tweede keer dat ik ooit een lijk gezien had. De eerste keer was toen ik klein was. Toen had ik een kindje gezien dat lag opgebaard. Hoe ging u daarmee om, met het zien van die slachtoffers?
Ik had al het gevoel dat ik wat doden tegen zou komen omdat ik het geluid had gehoord dat koningsgieren maken als ze landen. Koningsgieren zijn gigantisch, en ik kende dat geluid omdat ik anderhalf jaar bij mijn ouders in het onderzoekscentrum had gewoond. Toen ik dat geluid hoorde, wist ik meteen dat er iets groots dood moest zijn gegaa, een mens of een dier. Ik liep met het stroompje mee een hoekje om, en toen zag ik aan de rivier een rijtje vliegtuigstoelen liggen. Ik kon niet veel zien, alleen dat de voeten van de mensen er bovenuit staken. Ik prikte met een stokje in hun voeten. Ik rook niks en ze waren nog niet aangevreten of aan het vergaan. Het proces van ontbinding zal wel al in gang gezet zijn, maar ik merkte er niks van. Ik kon wel zien dat er een vrouw bij was, want ze had gelakte teennagels en de andere twee moeten mannen geweest zijn, aan hun broeken en schoenen te zien. Ik ging na een tijdje verder, maar op het eerste moment dat ik ze zag leek ik wel verlamd. Van angst?
Ik weet het niet precies. Misschien was het respect voor de doden en het idee dat zij het niet gered hadden. Vlak daarna begon u geregeld hulpvliegtuigjes te zien en te horen.
Ja, maar ik kon hun aandacht niet krijgen, en na een tijdje zag ik ze niet meer. Toen wist ik dat ze gestopt waren met zoeken. Natuurlijk gingen mijn gedachten alle kanten op: het vliegtuig was gevonden of ze hadden het opgegeven. In elk geval wist ik dat ik alleen was en dat ze de zoektocht hadden opgegeven. Hoe voelde dat?
Hopeloos. Ik had geen pijn en was niet in paniek, maar ik wist dat ik op mijn eigen krachten moest vertrouwen om daar weg te komen. Ik wist niet dat de rivier die ik gevonden had onbewoond was, en ik hoopte nog steeds dat ik hulp zou vinden, omdat het zo'n brede rivier was. Maar toen de dag vorderde bedacht ik me dat het wel vreemd was dat de wilde dieren niet schuw waren. Aapjes en spiesherten, bijvoorbeeld—die zou je normaal niet zien. Daarbij kwam dat er veel omgevallen bomen in het water lagen, wat er ook op wees dat de rivier nooit afgevaren wordt. Dat zette me aan het denken, maar het idee dat er misschien geen hulp zou komen wist ik te blokkeren. En u was ook gewond geraakt bij het ongeluk.
Ik had een diepe snee in mijn linkerkuit, maar die bloedde niet erg. Dat is vrij normaal als mensen in shock zijn—dat het niet erg bloedt, zelfs als de wond heel diep is. Ik heb uiteindelijk heel veel littekenweefsel gekregen op bepaalde plekken, omdat ik veel in het water heb gelegen. En mijn rechtersleutelbeen was gebroken. Ik kon voelen dat het bot gebroken was en de twee delen scheef zaten. Het stak niet uit mijn huid, hoor. Het was geen open wond. Had u maar één botje gebroken?
Nou ja, later vond de dokter nog wat andere dingen. Ik had mijn nekwervels verrekt en een scheurtje in mijn scheenbeen, maar dat was niet zo erg. En mijn voorste kruisband was gescheurd. Dat was eigenlijk de ergste van alle verwondingen, hoewel ik dat niet wist tot ik in dat ziekenhuis lag. Toen pas begonnen al mijn verwondingen te zwellen en kreeg ik veertig graden koorts. Blijkbaar wist u in de jungle ook fysiek dingen te blokkeren.
Het enige waar ik me destijds zorgen over maakte was een wondje op mijn bovenarm. Dat was geen ernstige verwonding, maar het was klein en open en vliegen hadden er eitjes in gelegd. De eitjes waren uitgekomen en de maden aten een gat in mijn arm. Oh mijn god.
Ik was bang dat mijn arm misschien geamputeerd moest worden. Onze hond had ooit iets vergelijkbaars—ik geloof dat dat ook een soort vlieg was—en dat ging ontsteken. Ik was bang en ik wist dat ik er iets aan moest doen, dat die maden uit mijn arm moesten. Maar dat was niet makkelijk. Ik had een ringetje dat je kon verstellen om je vinger, dus die kon ik samendrukken rondom de wond. Dat werkte niet omdat de wond zo diep was. Dus probeerde ik om met een stokje de maden eruit te poeren, maar dat lukte ook niet. Pas na tien dagen, toen ik een boot met een motor en een jerrycan met dieselolie vond, kon ik doen wat we met onze hond gedaan hadden: petroleum in de wond gieten. Dat bracht de meeste maden naar de oppervlakte. Niet allemaal, maar de dokter die me later behandelde kon de rest eruit halen.

Juliane Köpcke in Lima op de avond van haar eindexamenfeest op 22 december 1971 (de nacht voor de vliegramp). Foto met vriendelijke dank aan Juliane Köpcke.

Kwam u die boot zomaar tegen, na tien dagen in de jungle?
Dat was heel raar. Ik kon het eerst niet geloven. Ik was erg verzwakt. Het was vroeg op de middag op de tiende dag. Ik kon echt niet verder, dus liet ik mezelf in het water zakken bij de rivieroever, en deed ik een dutje. Opeens bedacht ik me dat ik een plek moest vinden om te slapen, omdat het langzaam donker begon te worden. 's Avonds zocht ik altijd een heuvel of een dikke boom, zodat ik niet van achteren beslopen kon worden. Ik ging rechtop zitten om een plek te zoeken, en toen zag ik die boot liggen. Ik dacht eerst dat ik aan het hallucineren was, dat ik mijn verstand had verloren. Ik staarde naar de boot en ging er heel voorzichtig naartoe. Ik kon niet snel bewegen omdat ik zo verzwakt was. Ik zag een klein paadje vlakbij, dat omhoog het bos in leidde. Ik ging het pad in, en probeerde de heuvel op te kruipen. Dat was heel zwaar. Wat vond u daar?
Een kleine hut. Gewoon een hutje zonder muren, met een vloer van palmhout en een dak. Daar vond ik de motor en een ton, bedekt door plastic. Ik probeerde mijn wondje te behandelen, met een klein slangetje om diesel mee op te zuigen. Die gebruikte ik om daar wat van in mijn wond te gieten. Het deed afgrijselijk veel pijn. Toen de zon onderging sliep ik onder het plastic zeiltje. De grond was te hard, dus ging ik terug naar het water om in het zand te liggen. De volgende dag ging ik weer naar de hut omdat het heel hard regende. Ik bracht de ochtend daar door. Overal waren kikkers. Ik dacht dat ik iets moet eten, of dat ik anders dood zou gaan. Dat klinkt best zakelijk.
Ik dacht altijd dat het afschuwelijk was om te verhongeren, maar ik had geen pijn. Ik was zo apathisch en zwak dat het me allemaal niks meer kon schelen, eigenlijk. Desalniettemin probeerde ik wat van die kikkers te vangen. U wilde ze opeten?
Ja, maar dat zou een slecht idee geweest zijn. Het waren pijlgifkikkers, namelijk. Ik was gelukkig te traag om ze te vangen. Toen de regen ophield moest ik door, maar mijn wilskracht was weg. Ik dacht dat ik best nog een avondje kon blijven om de volgende dag door te gaan. En exact op het moment dat ik besloot om daar te blijven hoorde ik ineens stemmen. Ik kon het eerst niet geloven. Het was alsof ik engeltjes hoorde zingen—zo noemde Herzog het een keer. Drie mensen kwamen uit het bos. Toen ze me zagen schrokken ze zich kapot. Mijn ogen waren bloeddoorlopen. Ondanks dat er tien dagen voorbij waren, waren ze knalrood. Ik moet er afschuwelijk uitgezien hebben. Mijn Spaans was perfect, dus ik vertelde ze wat er was gebeurd en wie ik was. Ze hadden op de radio over de crash gehoord. Ze gaven me eten en zorgden voor mijn wonden, en we sliepen die nacht daar in de hut. Wat dachten de mensen die u daar vonden?
Ze geloven daar in allerlei soorten geesten, en eerst dachten ze dat ik een van de watergeesten was die Yemanjá heten. Die zijn blond, blijkbaar. Dus dat was het eerste wat ze dachten, vertelden ze me later. De volgende dag namen ze mee mee, stroomafwaarts, in hun boot. In de namiddag kwamen we bij een dorpje en gingen we naar het plaatselijke ziekenhuis. Daar werd de eerste hulp aan mijn verwondingen verleend. Er was daar een vrouwelijke piloot die bij een groep missionarissen hoorde die in een klein dorpje in de buurt van Pucallpa verbleven. Ze bracht me daar naartoe in haar piepkleine propellervliegtuigje. Hoewel het maar een heel korte vlucht was, was dat geen fijn gevoel. Maar al na 15 minuten kwamen we aan bij de missionarissen, die verder voor me zorgden. Hoe was het om uw vader weer te zien?
We zeiden niet veel, maar we hadden elkaar weer terug. Natuurlijk speelde op de achtergrond mee wat er met mijn moeder was gebeurd. Ze vonden het vliegtuig met behulp van mijn aanwijzingen, maar het duurde langer om de lichamen te vinden en te identificeren. Toen mijn moeder geïdentificeerd werd, waren we… toen werd het ineens heel echt dat ik de enige overlevende was en dat ik haar had verloren. De echte rouwperiode begon pas veel later, want na de crash werd ik constant geïnterviewd en ondervraagd door de luchtmacht en de politie. Mijn vader verkocht de exclusieve rechten voor mijn verhaal aan het Duitse blad Stern. Zij kwamen meteen, dus ik moest direct met hen praten. Dat bood veel afleiding. Ik kon niet goed met de plotselinge roem omgaan. Ik was van de ene op de andere dag beroemd. Iedereen kende me. Ik kreeg brieven van mensen van over de hele wereld, wat erg ontroerend was. Ik begreep eerst helemaal niet waarom mensen me wilden schrijven. Hoe voelde het om met Werner Herzog terug te gaan naar waar het vliegtuig was neergestort?
Dat was heel raar. Ze hebben lang naar de plek waar het vliegtuig was neergestort gezocht. Alles was overgroeid met planten. Het was een heel dichtbegroeid stuk regenwoud geworden. Er moesten paadjes gemaakt worden naar de plekken waar wrakstukken terecht waren gekomen. Die stukken lagen nog op precies dezelfde plek als waar ze neergevallen waren. Er werd ook een plek gemaakt waar de helikopter kon landen. Toen we er eenmaal waren, had ik er al wel veel afstand van genomen. Nou ja, niet echt, natuurlijk. Maar ik was niet heel erg van slag. Denkt u dat u baat heeft gehad bij dat bezoek?
Ik heb, door terug te gaan, veel nieuwe dingen geleerd, dingen die mijn herinneringen en ervaringen van toen compleet maakten. Het was bijna therapeutisch. Het heeft me veel geholpen, psychologisch gezien. Daar vertelde ik het hele verhaal aan Herzog. Ik concentreerde me sterk om het verhaal goed te vertellen, zodat ik niet echt de tijd had om van slag te raken. Wat me het meest verbaasde waren de wielen van het vliegtuig. Eén onderdeel van het landingsgestel lag ondersteboven met de wielen omhoog. Dat was zo'n definitief beeld. Als een dood beest, bijna. Het symboliseerde voor mij de finaliteit ervan—dat het echt voorbij is nu. U spreekt in de documentaire rechtstreeks in de camera. Dat vond ik erg indrukwekkend en moedig.
Dat was Herzogs idee. Hij was heel vriendelijk en subtiel in zijn regisseeraanwijzingen. Hij wilde dat ik de dingen vertelde zoals ik ze aan mezelf zou vertellen, zonder te veel emotie of gefriemel. Hij wilde het niet zwaar of pathetisch maken, maar meer bewust. Dat zie je in de film. Het is ongelofelijk hoe u met dit trauma bent omgegaan, hoe u uit zoiets afschuwelijks bent gekomen.
Ja, en daarbij moet je bedenken dat ik geen enkele psychologische bijstand heb gehad. Tegenwoordig zou iemand meteen dat soort hulp krijgen, maar in de vroege jaren '70 lag dat anders en kwam het niet eens in mensen op. Als ik er niet mee om had kunnen gaan dan was dat mijn eigen probleem geweest. Natuurlijk heb ik nog jarenlang nachtmerries gehad, natuurlijk komt het verdriet van het verliezen van mijn moeder en de dood van die andere mensen vaak terug. Die gedachte—waarom was ik de enige overlevende?—zal me altijd blijven achtervolgen.

Let op: we zijn overgestapt op een andere facebookpagina. Like VICE Nederland voor je dagelijkse partij prachtverhalen, want anders mis je dingen: