nijmegen lhbti lesbisch paradijs
Pride 2021

Hoe Nijmegen een lesbisch paradijs werd

In de jaren tachtig stond de stad bekend als de lesbische hoofdstad van Nederland. “Het was een feest en het was heftig.”
Untitled_Artwork 132
Pride is meer dan een grootstedelijk feestje. Overal in Nederland wonen lhbti'ers die Pride vieren en vechten voor gelijke rechten. Daarom laten we zien hoe Pride en protest er "in de polder" uitzien.

Nijmegen is een erg bekoorlijke stad, met eeuwenoude trapgeveltjes, de Waal die er glinsterend langs de kades kabbelt en de geruststellende nabijheid van bossen – en het is ook nog eens een stad waar je als niet-heteroseksueel behoorlijk goed terecht kunt. Je vindt er relatief veel queervriendelijke kroegen, lhbti-feesten en restaurants die met een klein regenboogvlaggetje op hun Google Maps-profiel aangeven dat ze gay friendly zijn. Al jarenlang wordt er tijdens één dag van de Nijmeegse Vierdaagse Roze Woensdag gevierd, sinds 2017 is er een Lesbian Festival en ook het enige onafhankelijke lesbische archief van Nederland is in Nijmegen gevestigd. “Nijmegen is een stuk gayer dan je denkt,” concludeerde VICE-redacteur Lisa Lotens een paar jaar geleden, nadat ze er een avond doorbracht tussen “glittermilitairen en gaypunkers”. 

Advertentie

In Nijmegen is queer culture kortom aanwezig, vooral de lesbische scene lijkt er opvallend goed vertegenwoordigd. Voor wie een beetje bekend is met de geschiedenis van de stad, is dat niet heel erg verrassend. In de jaren zeventig veranderde Nijmegen van een bedaarde provinciestad in een kolkende poel van links politiek activisme. Er werd naar hartelust gekraakt, actie gevoerd en gedemonstreerd. En binnen die brede activistische beweging begonnen verschillende groepen hun plek en zichtbaarheid op te eisen. Zo waren er de Rooie Flikkers, een groep van socialistische gays die vonden dat zij zich niet hoefden aan te passen aan de heteronorm. Ze traden vaak op in jurk en voerden opvallende acties uit, zoals het verstoren van de nieuwjaarsreceptie van de burgemeester om hem een natte vaatdoek te overhandigen. Er werden Heksennachten georganiseerd, waarbij groepen vrouwen zich ‘s nachts op straat verzamelden om te protesteren tegen geweld tegen vrouwen, en CDA-lijsttrekker Dries van Agt moest in 1977 zijn toespraak in Nijmegen onderbreken omdat hij door feministische abortus-activisten werd bekogeld met “projectielen, waaronder maandverband”. 

Advertentie

Onder de feministen gingen lesbische vrouwen zich ook onderling verenigen: in de kelder van homovriendelijk café de Plak was er bijvoorbeeld de Pottengrot, een plek waar vrouwen bijeen kwamen om zowel feministisch als uitgesproken lesbisch te zijn. “Een merkwaardig nachtlokaal met een duistere reputatie”, beschrijft auteur Daniel van Mourik de plek op haar blog.“Zij verhield zich tot het feminisme als een nachtclub tot de eengezinsdoorzonwoning.” Van Mourik schrijft dat er wel eens dildo’s op fluwelen kleedjes op de bar werden gelegd en dat het personeel gekleed ging in cowboykostuums, om ervoor te zorgen dat heteroseksuele klanten zich er niet teveel op hun gemak voelden. “Alles was goed, als het maar vooroordeelbevestigend was.” Dankzij dit soort initiatieven raakte Nijmegen in die tijd bekend als ‘de lesbische hoofdstad van Nederland’.

“Het was een feest en het was heftig,” zegt Renee Schoffelen als ik haar opbel om te vragen hoe het er in die jaren aan toeging in Nijmegen. Schoffelen kwam in de jaren zeventig in Nijmegen terecht om Engels te studeren. Ze is een van de oprichters van het Lesbisch Archief en werkte daarnaast twintig jaar bij De Feeks, een queer boekhandel, café en documentatiecentrum dat in 1977 door zes vrouwen werd opgericht. “Ik kwam daar al vrij snel na de oprichting terecht, en ik ben er eigenlijk niet meer weggeweest”, zegt Schoffelen. “Ik kocht er boeken en kwam er in het café, dat vond ik leuk. Er gebeurde van alles. In 1987 ben ik er gaan werken, daarvoor had ik er al achter de bar gestaan.” 

Advertentie

De activistische tijd in Nijmegen was intens, legt Schoffelen uit. “Ik woonde in een vrouwenkraakpand, dus ik woonde met vrouwen, en met diezelfde vrouwen deed ik ook van alles: voor allerlei kraakpanden moesten we de straat op, er werd een blijf-van-mijn -lijfhuis opgericht, er was een groep van vrouwen tegen porno, tegen kernenergie, een groep voor vrouwen in de psychiatrie. Je kon het eigenlijk zo gek niet verzinnen of er was een groep die zich ermee bezig hield. Er groeide van alles, er bloeide van alles.” Vooral de acties tegen vrouwenmishandeling en kindermisbruik zijn Schoffelen bijgebleven als erg moeilijk, maar ook hoopgevend. “We gingen onderzoeken hoe het zat, en we kwamen de meest vreselijke dingen tegen, ook in eigen kring. Dat je gaat denken: is er ook maar één vrouw in Nederland die niet met deze ellende te maken heeft gehad? In die tijd kwam dat er allemaal uit. Dat was erg zwaar. Maar tegelijkertijd richtten we ook van alles op en dat lukte allemaal, we konden mensen helpen, we deden veel expertise op. Er was de hele tijd beweging.” 


De zichtbaarheid van lesbische vrouwen was daarbij niet altijd vanzelfsprekend. Veel van hen waren voortrekkers binnen de Nederlandse vrouwenbeweging, maar zochten daarbij niet de spotlights op, zegt Schoffelen. “Het blijf-van-mijn-lijf-huis was bijvoorbeeld gericht op getrouwde vrouwen, maar is in Nijmegen door lesbische vrouwen begonnen.” Tijdens een vrouwenstudiesweek die in de zomer van 1981 in Amsterdam plaatsvond werd er nauwelijks aandacht besteed aan het feit dat er ook lesbische vrouwen bestaan. Na aanleiding van dat gemis ontstond in Nijmegen het initiatief voor een lesbisch archief, geïnspireerd op de Lesbian Herstory Archives in New York. “Wij lesbische vrouwen moeten onze eigen geschiedenis vast gaan leggen, was het idee,” zegt Schoffelen. “Bij de volgende vrouwenstudiesweek, die was anderhalf jaar later in Nijmegen, was er wel aandacht voor lesbische vrouwen. Maar toen waren het zwarte vrouwen die het podium claimden en zeiden: ‘er wordt hier niets maar dan ook niets over zwarte vrouwen gezegd.’ Dat was de volgende emancipatiegolf.”

Advertentie

Je kunt je natuurlijk afvragen waarom er uitgerekend in Nijmegen zo’n bloeiende activistische cultuur ontstond. Jarenlang stond de stad in eerste plaats bekend als erg katholiek – ook de Radboud Universiteit was een uitgesproken katholieke instelling. Dat veranderde in de jaren zeventig razendsnel, toen studenten ineens massaal hun lokalen gingen bezetten, in alternatieve woonvormen gingen samenleven en de straat opgingen om meer democratie en inspraak te eisen.

Er is een theorie dat het juist die katholieke achtergrond was die ervoor zorgde dat mensen zich zo vol overgave in het activistische leven stortten.  “In de jaren zeventig trok iedereen zich terug uit de kerk, en dan zoek je iets anders zinvols, denk ik,” zegt Schoffelen. “Je wil toch iets zinnigs doen, en sommige mensen doen dat behoorlijk fanatiek. Van fanatiek katholiek naar fanatiek communistisch, of heel erg feministisch. Die overstap.” Zo ontstond er een cultuur van mensen die erg maatschappelijk betrokken waren en erg graag actie wilden voeren. Schoffelen voegt toe dat in haar ervaring ook de bewoners van Nijmegen die niet bij de universiteit betrokken waren over het algemeen open-minded zijn. “Dat komt misschien ook wel door de aanwezigheid van de universiteit, ze zijn er aan gewend dat er ‘vreemd volk’ naar hun stad trekt.”


In de loop van de tijd werd de actiebereidheid wel wat minder. In vrouwencafés werd het steeds leger, kraakpanden werden leeggeruimd of opgekocht. Boekhandel de Feeks is bestaat inmiddels alleen nog online. Zo uitgesproken activistisch als in de jaren tachtig is Nijmegen niet meer. Dat is ook wel logisch, zegt Schoffelen. “Op een gegeven moment wordt die manier van leven te zwaar, dan wil je ook wel eens een avondje op de bank zitten om televisie te kijken. Dat kon begin jaren tachtig echt niet. Als je een avond niet bij een vergadering was geweest dan werden daar wel vragen over gesteld. Er was een hoge groepsdruk om overal bij te zijn. Ik denk dat langzamerhand iedereen toch weer aan hun eigen leven begon te denken, studies weer op te pakken en banen te zoeken. Er was in die beginjaren natuurlijk ook nauwelijks werk, iedereen had een uitkering. Vanaf 1984 werd dat weer beter. Dan ga je toch weer op zoek naar een baan, je wil toch een beetje geld verdienen. Zo valt het langzaam uit elkaar.”

Volgens Schoffelen heeft die tijd desondanks z’n sporen in de stad achtergelaten. Veel vrouwen die actief waren in de vrouwenbeweging deden in die tijd ervaring op waar ze later hun hun beroep van maakten. Activisten die zich bezig hadden gehouden met welzijnswerk werden therapeut of begonnen op vrouwen gerichte coachingspraktijken. Vrouwen die vrijwillig achter de bar van vrouwencafés hadden gestaan begonnen hun eigen restaurants en cafés in de stad. “Er zijn daardoor veel plekken in Nijmegen waar je als vrouw goed terecht kunt,” zegt Schoffelen. “Ook gingen veel vrouwen naderhand het onderwijs in. Met alles wat ze geleerd hebben zijn ze voor de klas gaan staan, en dat hebben ze daar vast en zeker ook uitgedragen. Er is best wel veel gezaaid, begin jaren tachtig, wat naderhand tot wasdom is gekomen.”

Een lesbische hoofdstad zou ze Nijmegen inmiddels niet meer noemen, maar het is er nog altijd “heel goed toeven” voor lesbische vrouwen. “Ik woon zelf in zo’n uit de grond gestampte Vinexwijk net buiten Nijmegen, en er wonen hier echt ontzettend veel lesbische stellen met kinderen. Ik kan er zo twintig opnoemen. Het is heel normaal geworden, er wordt echt niet meer vreemd opgekeken als er een kindje in de klas zit die twee moeders of twee vaders heeft. Ik voel me ook altijd veilig hier, ik heb nooit iets vervelends meegemaakt.” Dat geldt niet alleen voor lesbische vrouwen, voegt Schoffelen daaraan toe. “In mijn wijk wonen bijvoorbeeld ook veel mensen met heel verschillende culturele achtergronden en nationaliteit, en iedereen leeft eigenlijk prettig samen. Ik denk dat Nijmegen een prettige stad is voor alle minderheden. Dat hangt ook met elkaar samen: als de ene groep het goed heeft, heeft de andere het ook goed.”