KOENRAAD van Beuningen
Beeld links door de auteur, beeld rechts: gravure van Coenraad van Beuningen uit het Noord-Hollands Archief.
geschiedenis

Waarom zitten er 17de-eeuwse bloedvlekken op deze gevel in Amsterdam?

Het verhaal achter 'het Huis met de Bloedvlekken' gaat over macht, magie en een getergde ex-burgemeester.

Ik heb Amsterdam nooit een bijzonder spookachtige stad gevonden. Dat komt misschien doordat er (behalve Amsterdamned) niet veel noemenswaardige horrorfilms zijn gedraaid, of doordat er weinig vervallen gebouwen zijn waar je ‘s nachts sjofele gordijnen kan zien wapperen in een raamloos kozijn. 

Maar spookverhalen zijn er natuurlijk wel degelijk. Aan de Amstel, een paar minuten lopen vanaf het Rembrandtplein, staat bijvoorbeeld een gebouw dat bekend staat als het Huis met de Bloedvlekken. Die griezelige naam verwijst naar de graffiti-achtige krabbels die op de gevel van het pand te zien zijn: rode letters in een archaïsch handschrift en kabbalistische tekens, een tekening van een driemaster, een slordige pentagram en een octagram. 

Advertentie
rode krabbels op de gevel

Een van de weinige leesbare woorden op de gevel van Amstel 216 is de naam “Van Bueninge”.


rode krabbels op de gevel


Het spookverhaal (zoals het o.a. wordt verteld op TikTok) dat hierbij hoort gaat als volgt: de rode tekens zouden daar tegen het eind van de zeventiende eeuw zijn neergezet door ex-burgemeester Coenraad van Beuningen (1622-1693), die destijds in het huis woonde. Hij zou gillend en raaskallend langs het water hebben gelopen, gekleed in een smoezelig nachthemd, en met zijn eigen bloed op de muur hebben gekladderd – totdat zijn eigen bedienden hem overmeesterden en mee naar binnen sleurden, terug naar het eenzame en opgesloten bestaan dat hij daar leidde. Op sommige nachten, zo gaat het verhaal, kan je zijn uitzinnige hoongelach er nog altijd horen galmen. 

Om hier meer over te weten te komen bel ik Richard Meijer, psycholoog en liefhebber van spookverhalen. Hij nam de legende over Van Beuningen en zijn bloedbevlekte gevel op in zijn boek Spookhuizen in Amsterdam (2002), een rondwandeling langs bezeten plekken in de hoofdstad. Meijer vertelt me dat hij daarvoor onderzoek deed in het gemeentearchief en in de bibliotheek van Amsterdam, waar hij oude krantenberichten doorzocht en ook de spookverhalen tegenkwam die Justus van Maurik, een schrijver die later bekend werd als sigarenhandelaar, schreef aan het begin van de twintigste eeuw. Hij begon daarmee nadat hij From Hell had gelezen, een graphic novel van Alan Moore over Jack the Ripper waarin veel locaties van spookhuizen in het oude Londen voorbij komen. “Ik dacht toen, dat moeten we in Amsterdam ook hebben, want dat bestaat nog niet,” aldus Meijer. Ruim twintig jaar later is zijn interesse in spookverhalen nog niet verdwenen. “Ondertussen zijn er weer allemaal nieuwe sightings,” zegt hij, en als voorbeeld noemt hij Shelter, de club in de kelder van de A'dam Toren in Amsterdam-Noord – die gebouwd zou zijn op de plek waar vroeger de lijken van het galgenveld in een put werden gekieperd.

Advertentie

Volgens Meijer is Amsterdam juist een heel spookrijke stad – vooral het oude stadsdeel rond de Kalverstraat, de Zeedijk en de Nieuwmarkt zou wemelen van de spookverhalen en de sightings. “In de middeleeuwen vond daar het Mirakel van Amsterdam plaats [een zieke man braakte een onverteerde hostie uit, die vervolgens in het vuur gegooid werd maar niet verbrandde, red.], en er zaten heel veel kloosters aan de Zeedijk. Amsterdam werd daardoor ook wel het achtste wereldwonder genoemd, er was een magische beleving.” Spookachtige en bovennatuurlijke verhalen worden in zo’n omgeving “automatisch gegenereerd”, denkt Meijer – ze ontstaan vanzelf. Daarnaast gelooft hij ook dat een locatie een “psychische imprint” kan hebben. Het verhaal van Van Beuningen noemt hij daarbij als voorbeeld: “Om terug te komen op het huis met de bloedvlekken: dat was een punt van macht. Van Beuningen zat daar, de burgemeester. In de twintigste eeuw zat daar het hoofdkwartier van de Bilderbergconferentie. [In het boek A Rough Guide to Conspiracy Theories wordt Amstel 216 inderdaad genoemd als correspondentie-adres van Bilderberg Meetings, red]. Dat was een groep die toen eigenlijk deed waar complotdenkers nu het World Economic Forum van beschuldigen. Het waren rijke mensen die de wereld in goede banen wilden leiden. Wel gek toeval dat die net in dat pand gingen zitten. Een psychische imprint, alsof macht daar naartoe getrokken wordt.” 

Advertentie

Machtig was Coenraad van Beuningen in ieder geval: hij werd meerdere keren burgemeester van Amsterdam, hij bracht als diplomaat tijd door in Engeland en aan de hoven van Zweedse koningin Christina en zonnekoning Lodewijk de Veertiende van Frankrijk. Ook was hij enthousiast over de koloniale handelsactiviteiten van de Republiek en was hij een tijdje bewindhebber bij de VOC. Over zijn leven is veel bekend: hij was een goede leerling aan de Latijnse school in Amsterdam, hij studeerde rechten in Leiden en ging daarna meteen aan de slag als secretaris van Hugo de Groot. Hij maakte snel carrière in de politiek, was bevriend met mensen als Isaac Vossius, Jan Six en Anna Maria van Schurman (de eerste vrouw in Nederland die lessen volgde aan de universiteit) en interesseerde zich in van alles, van Joodse mystiek tot droomduiding en de sekte van Jean de Labadie. 

Er zijn verschillende theorieën over waarom Van Beuningen van succesvolle koopman-politicus veranderde in een man die op straat liep te schreeuwen. Toen hij 68 was trouwde hij met Jacoba Victoria Bartolotti van den Heuvel, die op dat moment 46 jaar was en volgens haar neef Christiaan Huygens “geboren leek voor het avontuur”. Op zich lijkt het een goeie match – ze behoren allebei tot de elite van de stad en staan bekend als mensen die er een vrij en ongebonden leven op nahielden. Constantijn Huygens (de vader van Christiaan) schreef ter gelegenheid van de verloving een plagerig gedichtje. Samen gaan Van Beuningen en Bartolotti van den Heuvel in het huis aan de Amstel 216 wonen, maar heel lang gaat dat niet goed. Van Beuningen is tegen die tijd uit de gunst van de stadhouder gevallen en hij heeft ontslag genomen als burgemeester. Ook verliest hij veel geld met wilde speculaties op een VOC-schip. Hij gaat zich steeds merkwaardiger gedragen – hij probeert wildvreemden op straat te bekeren tot het christendom en heeft het over de komst van een “Duizendjarig Rijk”. Op een gegeven moment zit hij Bartolotti achterna met een gloeiende pook en besluit zij (begrijpelijk genoeg) ergens anders te gaan wonen. Van Beuningen vereenzaamde in zijn grote donkere huis aan de Amstel, waar hij in de gaten werd gehouden door bedienden die niet goed wisten hoe ze met zijn buien om moesten gaan – geestelijke gezondheidszorg bestond in de zeventiende eeuw nog uit het zoveel mogelijk isoleren van iedereen die zich afwijkend gedroeg. Van zijn vermogen was weinig meer over, na zijn dood liet hij maar een paar spulletjes na.

Advertentie

Had Van Beuningen met zijn belangstelling in het bovennatuurlijke per ongeluk kwade krachten wakker gemaakt? Was zijn waanzin een soort kosmische straf voor de hoogmoed en VOC-mentaliteit van rijke Amsterdamse koopmannen? Of had hij simpelweg iets als een bipolaire stoornis, honderden jaren voordat die diagnose bestond?

Er zijn ook geschiedschrijvers die Bartolotti van den Heuvel een “femme fatale” noemen, waarin steeds de suggestie doorklinkt dat ze een “slechte vrouw” was die Van Beuningen met haar gezeur en onzedelijkheid tot waanzin dreef. Maar eigenlijk weten we heel weinig over haar, merkt historicus Els Kloek op – en wat we weten is vooral gebaseerd op roddels die haar neef Constantijn Huygens Jr. opschreef in zijn dagboeken (waaronder een opmerkelijk verhaal over een wassen dildo). Het lijkt mij in ieder geval nogal wrang om haar op basis van die beperkte informatie verantwoordelijk te houden voor het gedrag van haar echtgenoot.

In een artikel op Ons Amsterdam geeft historicus Maarten Hell op de vraag wanneer dit spookverhaal in de huidige vorm voor het eerst de wereld in kwam. Er bestonden verschillende legendes over het Huis met de Bloedvlekken, totdat De Telegraaf in 1937 een artikel publiceerde van amateur-historicus Abraham Mordechai Vaz Dias, waarin hij beargumenteert waarom het aannemelijk is dat het Van Beuningen was die de tekens achterliet. Vaz Dias wijst erop dat bijna alle zichtbare tekens terug te leiden zijn op het leven van Van Beuningen: zijn eigen naam, het VOC-schip waarop hij veel geld verloor, zijn interesse in mystiek en kabbalisme, zelfs de naam ‘Jacoba’.

Advertentie

Ook auteur Geert Mak denkt dat het Van Beuningen zelf was die op de gevel heeft gekliederd. In zijn essay De smarten van Coenraad van Beuningen (2006) noemt hij het “vrijwel zeker”. Als ik zijn uitgever mail met de vraag op welke bron Mak zich daarvoor baseert, krijg ik vrijwel meteen een bericht terug: “De geschriften van Van Beuningen zelf zijn nog te vinden in de UB, deze beelden op de voorgevel van Amstel 216 corresponderen precies met zijn obsessies.” 

In het Allard Pierson Depot (een paar honderd meter van het Huis met de Bloedvlekken en van het VICE-kantoor vandaan) kan ik inderdaad een aantal brieven van Coenraad van Beuningen inzien. Zijn handschrift lijkt – voor zover ik dat met mijn ongespecialiseerde ogen kan beoordelen – op het handschrift waarmee op de gevel van Amstel is geschreven. In de brieven die hij schreef in 1689 ratelt hij over het einde van de wereld en beklaagt hij zich erover dat niemand zijn zorgen serieus neemt. “Ik wacht alsnog op antwoord op mijn twee jongsten brieven,” schrijft hij, om vervolgens uit te wijden over “de groote afval van het Christendom”, het plan van de Antichrist en “de waare christenen”. Een aantal van die brieven zijn ook online te vinden.

Hoe plausibel het dus ook is dat Van Beuningen zelf verantwoordelijk is voor de tekens op het huis, helemaal zeker is het niet. Hell schrijft: “Rechtstreeks bewijs van de relatie tussen Van Beuningen en de tekens op de muur van Amstel 216 is niet overgeleverd.” 

Advertentie

Als ik hem vraag hoe hij als psycholoog naar dit verhaal kijkt, zegt Richard Meijer: “Ik vermoed dat Van Beuningen aanleg had, dat-ie er gevoelig voor was en dat die waanzin hem uiteindelijk heeft overgenomen.” Hij vindt het aannemelijk dat het moeilijke huwelijk met Jacoba en de faillisementen een te grote psychische draaglast waren voor Van Beuningen, waardoor hij zijn toevlucht tot de waanzin zocht. “Maar de gedachte dat er een magische verklaring achter zit, vind ik voor het verhaal aantrekkelijker,” voegt hij daaraan toe. Toen hij onderzoek deed voor zijn spookhuizenboek sprak Meijer met omwonenden van Amstel 216. “Die vertelden me dat ze ‘s nachts vreemde dingen horen, en ook dat daar vroeger bijzonder vaak auto’s de Amstel in reden.” 

Van_Beuningen_op_de_Amstel.jpg

Het Huis met de Bloedvlekken. Beeld: Taks - Eigen werk, Publiek domein via Wikicommons.

Dan is er nog het gruwelijkste detail uit de hele legende: het idee dat Van Beuningen geschilderd zou hebben met zijn eigen bloed. Dat klopt met het idee van iemand die buiten zinnen is, en de roodbruine kleur van de krabbels is erg bloedachtig. Maar zouden bloedvlekken echt drie eeuwen lang op een zandstenen gevel kunnen blijven zitten?

Ik mail deze vraag naar Patrick Degryse, professor in de Archeometrie aan de universiteit van Leuven. Hij mailt terug dat het “onwaarschijnlijk” is dat bloed al die jaren lang z’n rode kleur zou behouden. Hij vermoedt dat het alleen vastgesteld kan worden op een bio-moleculaire manier, waarbij er gekeken wordt naar de aanwezigheid van hemoglobine of andere moleculen die typisch zijn voor menselijk bloed. “Zo’n analyse wordt dan het best door een forensisch labo uitgevoerd. Zelf kunnen wij dat niet,” schrijft hij. 

Vooralsnog blijft het verhaal over het Huis met de Bloedvlekken ergens tussen feit en fictie zweven, tussen horror en tragisch levensverhaal. Voor Richard Meijer maakt dat niet uit. Als liefhebber van spookverhalen drukt hij me op het hart dat het niet altijd loont om alles na te speuren. “Je moet niet altijd alle verhalen kapot-checken,” zegt hij.